Het eigenlijke werk van de begrazing wordt uitgevoerd met schapen van uitgezochte rassen.
De schapen waarmee wordt gewerkt zijn primitieve rassen die reeds vele honderden
jaren bestaan en die hun natuurlijke eigenschappen niet hebben verloren. Deze
rassen werden van oudsher gebruikt door vaak arme boeren in het thuisland van de
schapen. Vaak waren deze dieren voor een groot deel van het jaar op zichzelf aangewezen waardoor hun hardheid
en zelfredzaamheid gewaarborgd is. De dieren konden niet rekenen op hulp bij het lammeren en in de
winter moesten ze vaak zelf hun kostje bij elkaar zoeken in de natuur.
Deze schapen zijn gekozen en uitgetest met als primair doel begrazing in ecologisch
waardevolle habitats, dus niet omdat ze veel lammeren, veel wol of een goede karkaskwaliteit
zouden opleveren. Deze rassen hebben een spijsverteringsstelsel dat is ingesteld
op de natuurlijke graslanden met een groot aandeel kruiden en houtachtigen.
Door hun natuurlijke lichaamsbouw zijn zij zeer geschikt
om grote afstanden af te leggen of lastige hellingen te begrazen. Het zijn dus
zeer mobiele dieren. Ze beschikken over een grote dosis natuurlijk instinct,
waardoor ze zelfstandig snel nieuwe omgevingen of situaties doorzien en zich snel
aanpassen maar ook met een zekere hoeveelheid afwachtendheid in relatie tot
mensen.
Eenmaal vertrouwd met publiek zijn deze rassen niet schuw en gedragen zich niet
nodeloos schichtig.
Ze hebben evenmin agressieve trekken wat binnen een publieksfunctie niet aangewezen is.
Momenteel werkt begrazing.be met drie rassen, Manx Loaghtan (herkomst: eiland Man in de Ierse zee), Soay (herkomst: eiland Hirta voor de Schotse kust) en recent Wiltshire horn (graafschap Wiltshire) voor een specifiek project.
Gedurende een eerste onderzoeks- en testperiode van
zes jaar werden meerdere rassen onderzocht en met een voldoende aantal schapen begrazingsopdrachten uitgevoerd.
Na de proeven werd elk ras geëvalueerd op een 15-tal parameters die
voor de bedrijfsvoering in functie van ecologisch beheer van belang zijn.
Belangrijke kenmerken zijn bijvoorbeeld of een schaap zelf zijn wol wisselt of kortwollig is. Primaire reden is om myiasis zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast is het scheren een tijdrovende en organisatorisch moeilijke opdracht.
Een ander heel belangrijk kenmerk is de handelbaarheid. begrazing.be heeft om alweer practische redenen gekozen om niet met drijfhonden te werken.
Goed geherderde kuddes zijn de beste tool om grotere terreinen binnen een klassiek opzet te beheren. begrazing.be stuurt daar dan ook op aan ook al voeren we die opdrachten niet zelf uit! Voor veel opdrachten is herderen niet haalbaar of betaalbaar waarvan ondertussen genoegzaam bekend is dat er (helaas) geen duurzaam economisch perspectief voor is.
begrazing.be werkt dus zonder hond wat betekent dat de schapen op roep worden samengebracht en vervoerd. Dit vereist een langdurig proces van opbouw van vertrouwen met de volledige groep. Oudere ooien spelen hierin een cruciale rol bij het leerproces van jongere dieren. De praktijk leert dat dieren van ouder dan 4 jaar de geplogenheden goed kennen en dus vlot te handelen zijn. De dieren worden dus zelden aangeraakt of vastgenomen. Er is een voortdurend streven naar het verhinderen van stress en er wordt gemoedelijk met de dieren gewerkt. Dat vergt een aanpak van geduld, tijd nemen, diervriendelijk werken en respect voor de dieren. De groep grazers is ons werkmateriaal en dat hoor je goed te behandelen en verzorgen.
Een ander
belangrijk kenmerk is de mate waarin zoveel mogelijk plantensoorten worden
gegeten, inclusief of bepaalde "pest"-soorten worden verorberd.
Pestsoorten zijn plantensoorten die hier niet thuishoren (vaak invasieve exoten), planten die men wil reduceren (vb. bramen) of planten die vervelend zijn voor wandelaars (netels) of planten waarvan er een verkeerde perceptie is door landbouwers en het grote publiek (distels).
begrazing.be is geen voorstander van 'bestrijding' (tenzij bij invasieve exoten) maar tracht wel in te spelen op de wensen van een opdrachtgever en in die optiek zijn dus ook de momenteel gebruikte rassen aan de slag vanwege de uitstekend prestaties.
Het weerhouden van bepaalde rassen is een proces van jaren geweest waarbij er telkens om een of andere reden rassen afvielen. De keuze gebeurt op een objectieve wijze, los van enige voorkeur voor esthetiek of ander gevoelsmatige appreciatie. Niet dat we niet gevoelig zijn voor mooie dieren maar dit vormt niet de essentie, alles is bepaald door efficiëntie en bedrijfsresultaat. Dat is ook de reden waarom er steeds duurzamer wordt gewerkt.
Andere criteria zijn onder meer de gevoeligheid voor ziektes (maagdarmwormen), de
mobiliteit, de handel- en stuurbaarheid, frequentie en noodzaak van veterinaire interventie bij het lammeren en
dergelijke.
De studieproces heeft geleid tot het bevestigen van de waarde van
sommige rassen maar ook het bannen van andere rassen (bv. Hebridean, Scottish
blackface, Ardense Voskop) waarmee nochtans op andere plaatsen voor natuurbeheer begraasd wordt maar die voor onze werkwijze en opdrachten echt niet werkbaar en rendabel zijn.
Onze dieren moeten extreem wisselende voedingssituaties aankunnen:
van overvloedig voedsel tot zeer schrale toestanden een maand later.
Soms tijdelijk zeer voedselrijk maar vaak ook condities waarbij zij echt op cellulose van afgestorven plantenmateriaal moeten leven. Vaak ook condities met minimale verhoudingen grassen/kruiden.
Voor alle duidelijkheid: het feit dat primitieve rassen een erg gevarieerd menu hebben, dat zij daardoor bijvoorbeeld graag brandnetels eten, heeft als consequentie dat er totaal geen productie van vlees kan worden verwacht. Primitieve rassen hebben de eigenschap te kunnen overleven gedurende zekere tijd op een eenzijdig rantsoen, met relatief weinig voedende waarde waarna zij snel conditioneel herstellen en dus na de inzet steeds in beter voedende vegetaties worden ingezet. Het inschatten van die mogelijkheden en vooral de beperkingen is specialistenwerk. De gezondheid van de dieren mag immers niet in het gedrang komen.
De gebruikte rassen Manx Loaghtan en Soay kunnen dit zonder problemen aan.
De voorlopige resultaten met Wiltshire horn geven aan dat dit ras vanwege zijn massa zeker een meer constante aanvoer van voedsel nodig heeft. Het voedsel hoeft niet hoogwaardig te zijn zoals bij de klassieke vleesschapen maar dipjes in de toevoer hebben vrij snel gewichtsverlies tot gevolg en dat gewichtsverlies herstelt zeer langzaam.
Conventionele schapen uit de vleessector en helaas evenmin de alomgeprezen autochtone Vlaamse/Belgische rassen blijken optimaal. Klassiek voorbeeld zijn Ardense voskoppen die te schichtig blijven (dus probleem met handelbaarheid), te lange wol hebben met te grote incidentie van myiasis en hoefproblemen, en de onmogelijkheid van het beheer van pitrus.
Dit neemt niet weg dat dit ras op drogere plaatsen en geherderd wel degelijk inzetbaar zijn.
De belangrijkste redenen van het uiteindelijk uitsluiten van bepaalde rassen waren:
Ooien van rassen die niet geschikt zijn krijgen een minderde conditie, versnelde verouderingsverschijnselen en een verminderde vruchtbaarheid. Begrijpelijk worden ze daardoor ook sneller vatbaar voor ziekten en stijgt de mortaliteit. Zoniet hadden wij geopteerd voor gesubsidieerde locale rassen zoals de overigens erg fraaie Voskoppen of Lakense schapen. De resultaten van onze studie worden, eerlang na verdere wetenschappelijke toetsing, gepubliceerd in een vakblad.
- beperkingen qua voeding, nood aan constant gehalte aan geconcentreerd eiwitrijke gras (Suffolk) of vast aandeel gras (Ardense voskop, Romanov)
- onvermogen om strenge wisselingen in voedingsaanbod te verwerken (Suffolk, Romanov)
- te beperkte mobiliteit (Suffolk, Shropshire)
- vatbaarheid voor myiasis (Hebridean, Ardense voskop, Scottisch Blackface)
- gebrekkige handelbaarheid zonder hond (Hebridean, Ardense voskop, Soay)
- genetisch te beperkt beschikbare populatie (Castlemilk Moorit, Hebridean)
De gebruikte rassen zijn: Manx Loaghtan en in nog slechts beperkte mate Soay
voor jaarrondbegrazing.
De schapen met een seizoensgebonden bronst kennen die in oktober/november.
Dan begint het dekseizoen. De natuurlijke vruchtbaarheid van de ooien komt dan
op gang en wordt verder aangewakkerd door de rammen in de kuddes te plaatsen. Na ongeveer 145
dagen worden dan de eerste lammeren geboren. Alleen ooien met een goede
constitie worden ingezet voor de voortplanting. De ooilammeren zijn heel vaak onvoldoende uitgegroeid, worden een jaar gespaard en krijgen de kans om volwaardig uit te groeien.
De werkmethodes van de kudde krijgen ze mee van een aantal oudere ooien. Deze vorm van bedrijfsvoering heeft uiteraard een economische minkant
maar daarin kenmerkt zich precies onze bedrijfsvoering: streven naar een optimaal ecologisch resultaat vanwege een diepgaand respect voor dieren en natuur.
Voor het aflammeren worden de hoogdrachtige ooien naar "huis"
gehaald. De bevallingen vinden meestal plaats in open lucht omdat de
gebruikte rassen absoluut niet te houden zijn in een stal. Bijna alle
bevallingen gaan geheel vanzelf. Een enkele keer moet geholpen worden om een
terugliggend pootje even naar voren te halen of om een stuitligger goed geboren
te laten worden. De meeste Soay- en Manx Loaghtan-ooien krijgen 2 lammeren. Dat
is meer dan dat ze in hun oorspronkelijk thuisland hebben, blijkbaar vanwege het
ruime aanbod van gevarieerd voedsel onder vorm van kruiden en diverse soorten gras, plus
het hooi ervan. In principe worden ooien niet apart gezet zoals op de meeste
plaatsen wordt gedaan. Integendeel, de lammeren van deze rassen zijn zeer vitaal
en gaan al snel kennis nemen met de andere groepsleden. Daardoor worden ze snel
herkend als lam van ooi X. Bij probleemgevallen, die altijd kunnen
voorvallen, wordt een ooi die gelammerd heeft met haar lam(meren) in een apart
hokje gezet. Maar vaak worden ze dan al na een paar uur weer vrijgelaten omdat
deze rassen het opgesloten zijn als frustrerend ervaren en daardoor onnatuurlijk
reageren.
De lammeren gedragen zich als
wilde hertachtigen, blijven vaak op een zelfde plaats liggen en de ooi komt hen
periodiek zogen. Eenmaal de lammeren een paar dagen oud gaan ze samen met hun
jonge 'vriendjes' spelen terwijl de moeders genieten van vers gras met
kruiden, precies wat ze nodig hebben om volop melk te produceren.
Aangezien er voor optimaal resultaat zowel winter-, voorjaars-, zomer- en najaarsbegrazing nuttig kunnen zijn worden deze specialiteiten uitgevoerd met deelkuddes die eventueel verschillen qua geslacht of leeftijdssamenstelling. Winter- en voorjaarsbegrazing kunnen perfect worden uitgevoerd met jaarlingooien of -rammen.