Pest-soorten zijn plantensoorten die moeilijk te beheren zijn of als exoot
niet gewenst zijn. Met de kudde Manx Loaghtan schapen kunnen wij een afdoende
oplossing bieden voor plantensoorten die ten gevolge van vaak eerder wanbeheer of
omdat ze invasief zijn geweerd moeten worden.
Distels
(vooral Akkerdistel Cirsium arvense, Speerdistel Cirsium vulgare maar ook Kale jonker (Cirsium palustre) vormen voor de overheid en de landbouw een
(pseudo)probleem en terreinbeheerders zien zich vaak verplicht, totaal
onterecht, distels te bestrijden. De verplichting om
schadelijke distels op te ruimen
staat in de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten
en plantaardige producten schadelijke organismen. Deze wet werd uitgevoerd
door een aantal KB’s (KB van 16 oktober 1981, herhaaldelijk aangepast).
In Vlaanderen wordt wel nog geverbaliseerd maar in praktijk niet meer
vervolgd. Toch worden wij nog zeer veel gevraagd om terreinen te ontdoen van
distels, zelfs als die al in bloei staan en voor 80% de bodem bedekken. De oorzaak van een probleem met distels is dat er vaak overbegraasd
is (meestal met paarden).Zowel Akkerdistel als Speerdistel prefereren open
kiemomstandigheden.
Onze Manx Loagthan schapen worden geselecteerd op het eten van distels en 95 %
doet dat ook daadwerkelijk en met smaak. Het feit dat dit schapenras hoorns
heeft maakt dat ze de distels eerst kunnen bewerken en daarna verorberen. De
vierhoornige exemplaren zijn hierbij bevoordeligd en scoren dan ook best op
dit gebied. De bloeiwijzen worden door al onze schapen met graagte gegeten,
ook door jonge lammeren. Distels worden opgegeten tot enkel stengelresten
overblijven van 10-20 cm.
Pitrus (Juncus effusus) (inheems, vaak te dominant in drassige, klassiek
door runderen of paarden begraasde habitats, )
Deze soort genereert langlevende zaadbanken die de reductie van de plant bemoeilijken.
Het is niet altijd aangewezen om pitrus hard aan te pakken, het klassieke maaien en afvoeren kan de abundantie van de plant sterk beperken, maar dit is een proces van vele jaren.
Pitrus kan afdoende versneld gereduceerd worden door begrazing met aangepaste schapen maar vergt een bijzondere aanpak.
Voor meer info zie onze contactpagina.
Op percelen waar ook Biezenknoppen en Zeegroene rus voorkomen worden in volgorde eerst Zeegroene rus, Biezenknoppen en Pitrus verorbert. Zelfs op dit niveau moeten er verschillen zijn die smakelijkheid bepalen.
Ridderzuring Rumex obtusifolius (inheems, indicatie van verstoorde bodem - aanrijking)
Ridderzuring is een zeer moeilijk biologisch te bestrijden plant in
graslanden, lees dit
artikel en een grondiger
onderzoeksrapport
in pdf-vorm
Onze Manx Loaghtan schapen eten de bladeren, stengels, onrijpe
zaadstengels én de wortels tot ongeveer 3 cm onder het maaiveld.
Voor deze soort is volharding nodig omdat de plant enorme zaadvoorraden heeft in de bodem die bij verstoring vrijkomen en kunnen kiemen.
Jacobskruiskruid Senecio jacobaea (inheems, indicatie van verstoorde bodem)
Jacobskruiskruid is een probleem wat zich vooral voor paardachtigen stelt. De plant bevat meerdere giftige stoffen ter afweer. Herkauwers hebben minder last van de plant. Koeien grazen in de regel geen Jacobskruiskruid. Paarden evenmin. In het hooi daarentegen wordt de plant niet door de dieren herkent maar blijven de giftige stoffen wel actief. Vooral voor paarden zijn kleine hoeveelheden gevaarlijk.
De bestrijding van Jacobskruiskruid komt dan ook vooral op vraag van de paardensector. Het is evenwel vooral de sector zelf die het probleem verder veroorzaakt en verspreid vanwege de biologie van deze plantensoort.
Jacobskruiskruid is een tweejarige plant die veel zaden vormt. Die zaden worden slechts over een beperkte afstand met de wind verspreid. Het merendeel valt binnen de 5 meter van de moederplant. Om te kiemen hebben de zaden open bodem nodig. In een gesloten zode komen er nauwelijks zaden tot kieming. Precies door de korte begrazing van veel paardenweides aangevuld met omgewoelde bodem door de hoeven zijn paardenweiden de ideale kiemingsbodem voor Jacobskruiskruid. Eenmaal gekiemd vormt de plant een wortelrozet wat wel goed concurrentieel is in een aaneengesloten vegetatie.
Jacobskruiskruid heeft de neiging om zichzelf uit te sluiten door een verarming van de bodem. Na 5 jaar is de bodem niet meer geschikt voor de plant. Daarnaast heeft de plant een afkeer voor vlinderbloemigen, bij voorbeeld klavers door de stikstofbinding van deze planten.
begrazing.be voerde meermaals zeer geslaagde beheersacties uit met de schapen. Onze schapen eten de plant zonder weerzin. Blijkbaar hebben schapen (verschillen in rassen zijn niet met zekerheid gekend, al zijn er indicaties) de mogelijkheid om beperkte hoeveelheden van de alkaloïden te neutraliseren. Graslanden met een beperkte hoeveelheid Jacobskruiskruid (<5%) zijn na een seizoen Jacobskruiskruid-vrij.
Er zijn uiteraard beperkingen:
Dit is een situatie die na 2 jaar opgelost moet zijn:
Maar dit is een onmogelijke opdracht:
Voor wie manueel wil ingrijpen: Jacobskruiskruid maaien heeft als gevolg dat de plant snel hergroeit, kortere bloeistengels vormt maar met veel meer bloemen en dus zaden. Het vermijden van zaadzetting is essentieel.
Onze schapen eten de bladeren, bloemen van volwassen planten, kiembladen en wortelrozetten maar geen wortels. Alles wordt met beperkte mate verorbert en daar wordt ook op toegezien, de plant is en blijft toxisch.
Brandnetel Urtica dioica (aanrijking met stikstof, verstoring bodem)
Brandnetels worden met graagte gegeten vanaf een lengte van 30-40cm, dus voor
de bloei; de stengels worden opgegeten tot ongeveer 10-15cm van de grond; de
nagroei van de netels (die de planten verder verarmt) wordt gegeten zodra de
bladeren volgroeid zijn. Teveel beheerders zien brandnetels als een probleem,
terwijl eerder de oorzaak moet aangepakt worden.
begrazing.be streeft er naar om niet
te veel brandnetelvegetatie te vernielen maar kleine eilandjes te laten die
toelaten dat dagvlindersoorten zoals Atalanta, Kleine vos en Landkaartje eieren kunnen leggen.
Framboos Rubus ideaus (verruiging)
Framboos wordt door begrazing.be spaarzaam begraasd omdat deze plant een
behoorlijke ecologischa waarde heeft; alleen volledige overwoekering wordt
aangepakt. Onze ervaring geldt voor een project in Wallonië.
Braam en Dauwbraam Rubus fruticosus / Rubus caesius (verruiging)
Bramen kunnen zeer goed worden ingeperkt door Manx Loaghtan schapen. Bestaande struwelen worden aangepakt tot ongeveer 1.80m hoog. Door frequente inzet verdwijnen de bramen maar daar is begrazing.be absoluut geen voorstander van omdat bramen belangrijke ecologische functies hebben. De bloemen zijn bij voorbeeld een belangrijke nectarplant voor bij voorbeeld het Oranje zandoogje (Pyronia tithonus).
De struwelen zijn de ideale nestelplaats voor veel zangvogels. Ook voor kleine zoogdieren zoals de Hazelmuis zijn bramen een essentieel bestanddeel van het habitat.
Bramen worden alleen aangepakt op vraag van de klant als er
een werkelijke overwoekering is ten nadele van andere planten. Onze Manx
Loaghtan schapen eten de bladeren en de groene stengels. Een struweel is
gereduceerd tot onze 15% norm na twee seizoenen met gerichte inzet. Voor een volledige verwijdering, ook al uitdrukkelijk op verzoek van de klant, worden de bramen in het voorjaar aangepakt.
Amerikaanse vogelkers Prunus serotina (exoot)
Alle kers (Prunus)-soorten worden met graagte gegeten, ondanks de
mogelijke toxiteit.
Exotische plantenhagen van Laurierkers (Prunus laurocerasus) worden
eveneens afgevreten en in de winter ontbast.
Het klassiek probleem van opslag van Amerikaanse vogelkers kan zeer goed worden aangepakt, tot beneden de 2% norm met gerichte begrazing gekoppeld aan voorafgaand afzetten van struiken of bomen die de anderhalve meter hoogte overstijgen en zo onbereikbaar worden voor de schapen. Alweer is herhaling en timing van de stootbegrazing van het grootste belang.
Reuzenbalsemien Impatiens glandulifera (exoot)
In 2015 en 2016 werden twee experimenten uitgevoerd om deze plant aan te pakken.
Uit de test van 2015 en vroegere ervaringen bleek dat de plant door schapen vrij graag wordt gegeten mits een aanpassingsperiode.
Het groter experiment in 2016 heeft geleerd dat op zeer moeilijk terrein (vochtig, bebost) de begrazing zeer effectief heeft geleid tot eliminatie van de plant. Hergroei bleef na grondige begrazing uit. Het voordeel van begrazin ten opzichte van manuele bestrijding via maaien is dat bij maaien de plantendelen aan de knopen hergroeien en toch weer tot bloei en zaadzetting komen. Met begrazing wordt de plant volledig opgegeten en is er geen zaadzetting meer.
Belangrijkste aspect is evenwel de timing van de begrazing!
Bij de aanvang van de begrazing: Reuzenbalsemien wordt voor brandnetel verorbert. Zie de moeilijkheid van beheer van dit terrein.
Resultaat enige dagen voor afloop van het experiment:
Reuzenberenklauw Heracleum mantegazzianum, Heracleum persicum en Heracleum sosnoskyi (exoten, gevaarlijk)
Beide soorten worden door onze schapen gegeten. De planten
worden graag gegeten en de aanpak met schapen is niet nieuw. Lees dit
artikel.
De plant is echt als gevaarlijk te bestempelen, zeker daar waar voetgangers en spelende kinderen worden verwacht. De stijve stengelharen op rode knobbeltjes maken bij aanraking wondjes, waarna het sap van de plant de huid overgevoelig maakt voor zonnestraling. Daardoor kan de plant bij zonnig weer jeuk, zwellingen of soms zelfs bloedvergiftiging veroorzaken.
De totale bestrijding gebeurt op twee seizoenen, het eerste jaar worden de planten bij voorkeur voor de zaadzetting opgegeten en het volgende jaar worden de zaailingen van de zaden van voordien opgeruimd. Resultaat voor 100%!
Uitgebreide info over Reuzenberenklauw vind je hier.
Deze soort hoort tot de 100 meest invasieve exotische soorten ter wereld.
In Groot-Brittanië wordt jaarlijks anderhalf miljard pond uitgetrokken om te
vermijden dat deze plant verder uitbreidt.
Voor de biodiversiteit is deze soort funest, onder het dichte bladerdek neemt
het soortenaantal tot meer dan 90% af. Deze plant monopoliseert zijn gebied.
Bestrijding blijkt bijzonder moeilijk te zijn, het is een van de moeilijkst
uit te roeien planten.
Bij jaarrond begrazing en startend vanaf het voorjaar blijkt de plant na drie
jaar stilaan uitputting te vertonen. Maar aangezien de plant meestal in bermen voorkomt moet de
volledige berm begrazen worden. Dit is het enig valabele alternatief naast
chemische bestrijding die op zich ook al erg moeizaam verloopt.
Toch verloopt ook de begrazingsmethode niet vlot, de plant wordt niet graag gegegeten, alleen in bepaalde stadia en het aandeel in de totale voeding mag niet te groot zijn.